4.5 Ruimtelijke ordening, groei- en krimpregio’s (stad/land)
Onze standpunten

4.5 Ruimtelijke ordening, groei- en krimpregio’s (stad/land)

De beschikbaarheid van betaalbare woningen, de infrastructuur en leefkwaliteit in steden en dorpen staat steeds meer onder druk.

Elke regio is daarin verschillend. Sommige groeien als kool en andere hebben te maken met leegloop. Het is belangrijk dat overal toegang is tot goede voorzieningen. Op plaatsen waar ontwikkelingen hard gaan steken we een helpende hand uit. Voor krimpregio’s komen we met een transitiefonds dat helpt om demografische veranderingen op te vangen. Zo zorgen we ervoor dat ook in dorpen belangrijke voorzieningen zoals zorg, onderwijs en winkels behouden blijven.

Via stedelijke wijkvernieuwing en investeringen in de infrastructuur richten we de publieke ruimte toegankelijk, slim en zorgvuldig in. We vergroenen, stellen de voetganger en fiets centraal en stimuleren ontmoetingen. We bouwen zoveel mogelijk met behoud van landschap, natuur en biodiversiteit. Een groene omgeving is namelijk een gezonde omgeving en draagt bij aan de leefkwaliteit. Daarnaast wapent het ons tegen klimaatverandering en de gevolgen ervan (zie hoofdstuk 5 duurzaamheid).

Ook een goede bereikbaarheid is essentieel. Reizen met het openbaarvervoer binnen en buiten Nederland wordt snel, duurzaam en betaalbaar (zie hoofdstuk 5.3 milieu en mobiliteit). Onze opdracht voor infrastructuur, woningbouw en de energietransitie vraagt om een sterke regie van de overheid. Zowel op landelijk, provinciaal als gemeentelijk niveau.

Investeren in voorzieningen

Krimpgebieden hebben het zwaar. Mensen vertrekken uit deze regio’s en voorzieningen als scholen, winkels, zorg, veiligheid en openbaar vervoer staan onder druk. Daarom investeren wij om voorzieningen in krimpregio’s op peil te houden en te zorgen voor vitale en leefbare steden. In groeiregio’s komt extra geld beschikbaar zodat daar de voorzieningen de groei kunnen bijbenen. Dit wordt gebruikt voor bijvoorbeeld het versneld bouwen van studentenwoningen of de aanleg van fietsvoorzieningen. Wij leggen bij wet vast om welke minimumvoorzieningen het gaat, zoals bijvoorbeeld mobiele bereikbaarheid. Het is onverteerbaar dat er dorpen zijn in Nederland waar je op straat geen 112 kunt bellen omdat er geen bereik is.

Provinciefinanciën

Er bestaan grote verschillen in de financiële positie van provincies. Dit betekent dat ‘armere’ provincies, zoals Zeeland en Flevoland, per hoofd van de bevolking veel minder kunnen investeren in OV, de energietransitie en cultuur. Wij onderzoeken hoe dit recht te trekken.

Goed openbaar vervoer

Om te zorgen dat heel Nederland goed bereikbaar is en niemand gedwongen hoeft te verhuizen is goed openbaar vervoer essentieel. Daarom willen we stad en platteland goed met elkaar verbinden. Verder komen er goede fietspaden, wegen en openbaar vervoer voordat een nieuwbouwwijk klaar is. Ook buiten de stad investeren we in hoogwaardige verbindingen (zie hoofdstuk 5).

Aanpak leegstand maatschappelijk vastgoed

Nederland heeft te maken met leegstand in schoolgebouwen, buurt- en dorpshuizen en cultuurvoorzieningen. In krimpregio’s is dit probleem vaak groter, terwijl op deze plekken behoefte is aan een ander type voorziening. Oude voorzieningen moeten een nieuwe bestemming krijgen die bijdraagt aan de plek waar ze staan.

Erfgoed in de regio

Erfgoed in de regio. Boerderijen, molens, kerken, industrieel- en maritiem erfgoed en landschappen bepalen de uitstraling en identiteit van een gebied. We investeren in regionaal erfgoed, en houden rekening met erfgoed bij de bouw van woningen, de aanleg van wegen of als we investeren in schone energie.

Erfgoedvisie

Om ons Nederlands erfgoed in de toekomst te behouden zijn visies en financiële middelen nodig. Wij zetten in op een landelijke erfgoedvisie, waardoor molens, kerken en ander beeldbepalend erfgoed ook voor toekomstige generaties behouden blijft.

Inwoners Groningen verdienen doorbraak

We willen dat er eindelijk recht wordt gedaan aan het leed van de inwoners van het aardbevingsgebied. Leed dat sinds de aardbeving in Huizinge in 2012 tot op de dag van vandaag voortduurt. Daarom komen we met een crisisaanpak die bestaat uit vier delen:

  1. Er komt een Herstelwet Groningen. Deze wet naar analogie van de wijkaanpak van Jan Schaefer biedt gemeenten de mogelijkheid wijk- en dorpsvernieuwingsprojecten uit te voeren. Gemeenten krijgen financiële ondersteuning en zijn daarop aanspreekbaar. De provincie ondersteunt en coördineert de bovenwettelijke taken. Schade en versterking worden nu nog gescheiden behandeld, maar horen bij elkaar. Op basis van de Herstelwet Groningen wordt per straat, wijk en dorp een toekomstplan gemaakt waarbij de keuzes van de inwoners leidend zijn. Dat wordt wettelijk geborgd.
  2. Oprichting van een Herstelfonds Groningen voor wijkvernieuwing en leefbaarheid van 10 miljard euro. Hieruit wordt de wijkvernieuwing gefinancierd. Het fonds staat los van ander, economische projecten. Schade en versterking van alle gebouwen, dus ook boerderijen, monumenten en molens worden door dit fonds betaald. Gemeentebestuurders zijn verantwoordelijk voor de besteding van de middelen. Zij leggen verantwoording af aan de gemeenteraad. Eigenaren van gebouwen bepalen met de raad wat er aan de gebouwen moet gebeuren. Monumenten en beeldbepalende gebouwen die de ziel van het gebied zijn worden behouden. Waardedaling wordt vergoed op basis van de hoogste schatting van de twee in omloop zijnde modellen (methode minister of methode De Kam). De NAM heeft niets meer te zeggen. Het Rijk verhaalt de kosten van het fonds maximaal op de NAM. Bij tegenwerking procederen we door tot aan de hoogste rechter.
  3. Toekomstperspectief bieden. Er is voor miljarden winst behaald uit de gaswinning, terwijl investeringen achterbleven. Daarom wordt naast het fonds voor wijkvernieuwing en leefbaarheid geïnvesteerd in de sociaaleconomische toekomst van Groningen. Bestrijding van ongelijkheid, investeren in een duurzame economie en het scheppen van werkgelegenheid vormen daaronder de pijlers.

Er wordt verantwoording afgelegd. Er komt een breed opgezette parlementaire enquête, het zwaarste middel dat de Tweede Kamer kan inzetten om haar controlerende taak uit te oefenen. Zij doet onderzoek naar de periode vanaf 1960 tot heden. Naar de rol van de oliebedrijven, de overheid, toezichthouder en politiek. Naar het onverdedigbare besluit om 53 miljard kuub te winnen in 2013 en het mislukken van de schadeafhandeling en versterking en de rol van de NAM daarbij. Ook de financiële afspraken tussen het Rijk en de oliebedrijven worden geanalyseerd. Over al deze zaken wordt onder ede verantwoording afgelegd.

Delen: